De kinderen zitten dicht tegen me aan. Ze voelen duidelijk dat ik niet op mijn gemak ben. De taxichauffeur spreekt geen Engels en kijkt steeds maar naar ons door zijn achteruitkijkspiegel. Dan slaat hij ineens van de grote weg af een onguur zijstraatje in. Ik kijk angstig om me heen en klem de kinderen stevig tegen me aan. ‘Daar gaan we’, denk ik. ‘Hij neemt ons mee naar een afwerkplek en dan zie ik Dennis nooit meer’. Waar ik ook aan probeer te denken, deze gedachten laten me niet los en mijn hart klopt in mijn keel. Grijnzend kijkt de taxichauffeur me aan. ‘Als ik nu mijn vader bel, dan maak ik de taxichauffeur misschien boos en ben ik verder van huis’, denk ik. Ik hou mijn telefoon stevig vast, maar bedenk me ineens dat ik het alarmnummer helemaal niet meer weet. De angst slaat toe.
De taxi slaat af, waar gaan we heen??
Dan ineens herken ik de huizen en zie ik de gevel van het hotel. We rijden in de straat van ons hotel. Hij heeft een andere route genomen. De taxichauffeur parkeert netjes de auto en geeft het bedrag aan ons door. Ik bedank hem en we stappen zo snel mogelijk uit. Terwijl hij wegrijdt, plof ik neer op het muurtje voor het hotel. Isa gaat naast me zitten en ik hoor haar zachtjes huilen.
Witte lakens en high tech apparatuur
We proberen wat te slapen in het hotel, maar dat is bijna onmogelijk met z’n drieën in zo’n kleine kamer. We moeten nog een paar uur wachten voordat we weer naar het ziekenhuis mogen. Het is een klein designhotel met slechts 6 kamers. Grote boxspringbedden opgemaakt met zachte witte lakens en dekbedden. Een ruim assortiment aan kussens en de nieuwste high tech apparatuur. Ik zet een kinderfilm op en jonas de kinderen op het bed in de stapel kussens. Als ze lekker liggen te turen naar de film, bel ik naar Nederland.
Was Dennis maar hier, dan kon hij in het grote zachte bed liggen en zouden we hem lekkere croissants en verse jus d’orange geven om aan te sterken. Dan konden we hem overladen met knuffels en kusjes. Ik bedenk me hoe leuk het zou zijn als we met z’n tweeën een weekendje naar Athene zouden gaan. We zouden zo’n zelfde hotel uitgekozen hebben en genieten van de luxe. Nu zie ik het niet eens. Het is maar een hotel en ik wil hier geen nacht langer zonder Dennis verblijven.
Het is tijd om te handelen
Intussen ligt Dennis in een kamer alleen aan slechts een infuus met vocht. Twee keer per dag krijgt hij droge kipfilet en aardappelpuree. Daar wordt hij toch niet beter van! De gedachte maakt me boos en ik besluit die boosheid om te zetten in handelen. Ik bel naar Nederland en maak duidelijk dat Dennis zo snel mogelijk met ons mee moet.
De arts in Nederland belt met de arts in Griekenland om te kijken of we Dennis mee kunnen nemen naar het hotel. We moeten eerst achterhalen welke onderzoeken ze hebben uitgevoerd en wat daaruit gekomen is.
Die middag laat ik het hotel een taxi voor ons regelen en maken we ons weer klaar voor een rit naar het ziekenhuis. Wederom stap ik nerveus in en klem de kinderen weer dicht tegen me aan. Inmiddels raak ik gewend aan de diverse routes naar het ziekenhuis en herken is steeds vaker gebouwen en borden langs de weg, waardoor ik weet dat we nog op de juiste route zitten.
Er staat een gesprek gepland met de arts. Het is een moeizaam gesprek. Hij spreekt gebrekkig Engels en het Griekse accent maakt het af en toe onverstaanbaar. Toch probeer ik zoveel mogelijk vragen te stellen en goed te luisteren naar zijn diagnose. Dennis heeft een embolie en heeft dagelijks een prik in zijn buik nodig. Dit en de uitgezaaide kanker zou hem zo ziek maken.
Morgen rijden we met z’n vieren
Inmiddels staat de vlucht gepland van de Nederlandse arts die Dennis komt ophalen. Vliegtuigmaatschappijen willen hem anders niet naar Nederland brengen. Ik zet alles op alles om Dennis tot die tijd te mogen verzorgen in het hotel. De arts vertelt me dat ik morgen uitleg krijg over het zetten van de prik en dan mag Dennis mee. Ik zie opluchting op het gezicht van Dennis. We mogen nog even een half uurtje bij Dennis blijven.
Dan stappen we voor de laatste keer alleen in de taxi naar het hotel. Morgen zullen we met z’n vieren instappen en mijn angst overboord gooien. Wat er dan ook gebeurd, dan zijn we met elkaar…
Leave a Reply