Het is een normale dinsdagochtend. Althans normaal… geen dag is meer normaal sinds Dennis er niet meer is. Het lukt me niet om te werken op dit moment. Ik sta op, doe alleen het hoognodige en ga weer naar bed. Voor de buitenwereld lijk ik mijn dagen goed door te komen. Van binnen ga ik kapot van verdriet.
De oranje deur
Ik breng Stijn naar het kinderdagverblijf, Isa naar school en rij naar de begraafplaats. Steeds als ik richting de begraafplaats rij, zie ik dat grote witte huis met die oranje deur. ’t Praethuys.
Een week geleden nam een lotgenoot mij en de kinderen mee naar ’t Praethuys. Ze hadden een voorstelling georganiseerd voor kinderen die een ouder waren verloren of te maken hebben met een ouder die ziek is. De huiskamer zat vol. Waren er werkelijk zoveel mensen in de omgeving van Alkmaar die hetzelfde doormaakten? We gingen zitten en de voorstelling begon. De kinderen genoten enorm. Ze voelden zich gelijk thuis en eindelijk konden ze weer even gewoon kind zijn zonder dat iedereen ze met medelijden aankeek.
Ik werd aangesproken door Nel Kleverlaan. Nel is coördinator van Stichting ’t Praethuys en heette me welkom. Ik voelde me heel welkom. Ik hoefde niet uit te leggen dat ik me leeg en lamgeslagen voelde. Nel legde haar hand op mijn schouders en keek me aan met een blik van: ‘ik weet het…’ Er trok een warme gloed door mijn lijf en ik liet zonder het te verbergen een traan lopen. Het mag hier.
De voorstelling was afgelopen en Nel nodigde mij uit om een keer naar binnen te stappen voor een kop koffie, om te praten of gewoon te zitten, me een keer te laten masseren.
Koffie, koekje en een doos tissues
En nu is het dinsdagochtend en ben ik op weg naar de begraafplaats gestopt voor ’t Praethuys. Met wat zenuwen en klamme handen open ik de grote oranje deur. Gelijk komt er een vrijwilliger op me aflopen en voor ik het weet zit ik aan tafel met een kop koffie, een koekje en een doos tissues voor mijn neus. Mijn zenuwen zijn gelijk verdwenen. Een uur later is de doos tissues half leeg en heb ik een droge mond van het praten. Ik heb mijn hele verhaal op tafel gegooid en dat voelde goed! Ik hoefde een keer geen rekening te houden met emoties van anderen of bang te zijn dat ik anderen aan het huilen maak.
De weken die volgden was ik elke week wel een keer te vinden in ’t Praethuys. Om de vier weken op woensdagmiddag kwam ik er met de kinderen. De kinderen gingen knutselen en praten op de zolder. Een te gekke zolder met knutselspullen, een boxbal, twee heerlijke loungebanken en een grote knutseltafel. Een middag speciaal voor kinderen zonder vader of moeder. Behoorlijk confronterend om je kinderen daar met nog zeker 8 andere lotgenoten te zien. De zolder was verboden voor ouders en hier konden ze hun hart even luchten over de situatie of gewoon luisteren naar de verhalen van andere kinderen.
Iedereen voelt dezelfde pijn
Intussen zat ik beneden met lotgenoten. Vaders en moeders die allemaal hun partner waren verloren. Voor de één een jaar geleden, voor de ander een maand. Het maakte niet uit. Iedereen voelde dezelfde pijn en we konden sparren over moeilijke situaties. Hoewel ik hele lieve vrienden en familie om me heen had, deze mensen voelden echt hoe het is. Ik hoefde niet uit te leggen hoe je hart uit je lijf wordt gerukt als je zoiets overkomt, of dat je af en toe zo overmant wordt door het verdriet dat je er zelfs misselijk van wordt. Zij snappen hoe moeilijk het is om bij vrienden te zitten die het leven leiden dat jij ook had of dat een verjaardag vieren een onmogelijke opgave is.
Vandaag opende ik sinds lange tijd weer een keer die grote oranje deur. Het voelde gelijk vertrouwd en goed. Ik hoefde niet te vertellen hoe goed het gaat, ik hoef geen masker op te zetten en ik hoefde ook niet te vertellen hoe moeilijk het af en toe nog is. Nel weet het. Het was fijn om me weer eens kwetsbaar op te stellen.
Iedereen die op welke manier dan ook te maken heeft met kanker kan ik aanraden eens binnen te stappen bij ’t Praethuys.
Leave a Reply