We zijn nog maar twee weken onderweg als de eerste instructies voor het kamp worden rondgestuurd. Volgende week is het zover. Introductiekamp. Drie dagen op pad met haar nieuwe klas. Met de meiden die ze pas net heeft leren kennen.
Introductiekamp
Het lijkt haar weinig te doen en ik ga helemaal mee in haar enthousiasme. Ze maakt zich vooral druk om de soort snoepjes die mee moeten, welke kleding ze aan moet en hoe dat nou moet als het regent en een regenpak stom is.
We maken een lijstje en leggen alvast het een en ander klaar.
Ik ga niet naar kamp!
Een dag voor het kamp slaat dan toch ineens de sfeer om. Haar tas wordt ongeveer tien keer opnieuw gepakt en het lijstje minstens zoveel keer afgestreept.Ik hoor het aan haar voetstappen op de trap. Ze stormt naar beneden en iedere trede begint ze harder te stampen. Ik ga op de bank zitten en zet me vast schrap. De deur zwaait open en voor ik het weet staat ze voor me. “Mam, je kunt de mentor bellen, wan tik ga niet op kamp! Bekijk het maar!” Haar stem klinkt steeds luider en ik weet dat ze elk woord meent. “Dus! Ga je nou nog bellen?”.
Voorzichtig vertel ik haar dat het echt wel heel leuk wordt. Natuurlijk gelooft ze er helemaal geen woord van en denkt ze alleen maar dat kamp er is om haar te pesten.
Veel plezier!
Maandagochtend staat ze dan toch bij school. Bij hoge uitzondering mag ik dit keer mee het schoolplein op. Een vluchtige kus en dan vertrekken ze op de fiets naar Castricum.
Ik vertrek naar mijn werk met een lichte knoop in mijn buik ondanks dat ik weet dat ze blij weer thuis gaat komen.
Die avond als Stijn op bed ligt loop ik nog even naar Joppa. Zij is ervaringsdeskundige met haar puberdochter en kan me vast geruststellen.
Slik…
Dan gaat mijn telefoon. Een onbekend nummer verschijnt in mijn scherm. “Dat zal toch niet?…”, “Met Esther?” neem ik voorzichtig op.
“Mam, met Isa. Ik mocht je even bellen met de telefoon van de mentor”. “Isa!”, roep ik enthousiast. “Wat fijn dat je even mag bellen!”.
Dan begint ze hard te snikken. “Mam, ik heb zo’n heimwee. Ik wil zo graag naar huis!” Ik moet drie keer slikken voordat ik kan antwoorden. Dan vraag ik haar naar haar dag en uiteindelijk begint ze enthousiast te vertellen. Als we ophangen zak ik achterover in de bank. “Pfff, bah wat rot om haar zo te horen!”
Weer die telefoon
De volgende dag zit ik op mijn werk en gaan mijn gedachten regelmatig naar Isa. Dan gaat weer mijn telefoon. Weer het nummer van de mentor. Ik voel de bui al hangen. Ik moet haar ophalen.
“Mam! Luister, ik heb je advies nodig. Het gaat over een jongen uit de klas. Hij wil me verkering vragen, maar ik weet niet of ik wel verliefd op hem ben. Wat moet ik doen?” Ze komt zowat door de lijn en ik kan alleen maar lachen. Na een goed gesprek met moederlijk advies hangen we allebei blij op.
Stel je eens voor…
De volgende dag haal ik haar op. Met een grote glimlach komt ze naar me toe lopen. Ze pakt me vast en zegt helemaal niets. Ik moet ook even niets vragen weet ik uit ervaring. Diezelfde middag komen de verhalen. Enthousiast en opgewekt. Ze heeft het echt heel erg leuk gehad.
“Had ik je toch bijna afgemeld voor kamp”, zeg ik plagend. Ze kijkt me met grote ogen aan. “Gelukkig heb je dat niet gedaan! Stel je voor…”.
Als ik om 21.00 uur zachtjes haar deur open, ligt ze in diepe coma met een glimlach op haar gezicht. Blij dat ze in haar eigen bed ligt. Ook ik kan vannacht weer lekker slapen.
Leave a Reply