De paniek slaat toe. Als ik in mijn achteruitkijkspiegel kijk zie ik niemand. We nemen even de tijd om alles nog even door te nemen.
“Ok, we weten dus zeker dat alles op slot was en de achterbank gewoon omhoog stond? De koffers waren dicht en stonden voor de grote koffer?” “Yup”. “Wat kan er gebeurd zijn? Waarom was mijn koffer niet open? Waarom hebben ze de koffers niet gewoon meegenomen? Waarom lag de achterbank plat? Waarom?…….” Ik zie Trudi verstarren. Ze stopt met vragen en trekt lijkbleek weg.
“Es, die je die rode auto achter ons? Rijdt die al de hele tijd achter ons?” Ik kijk zenuwachtig in mijn achteruitkijkspiegel en zie twee mannen in een rode Renault Clio. De rest van de weg is leeg.
Geen bereik
“Moeten we het alarmnummer bellen?” Trudi pakt haar telefoon.
Geen bereik.
Terwijl ik het gaspedaal intrap grijpt Trudi mijn tas op zoek naar mijn telefoon.
Geen bereik.
De rode auto zit nog steeds dichter achter ons. Aan het einde van de weg zien we een restaurant. Laten we daar heen gaan. Er zijn vast mensen en daar kunnen we even op ons gemak met het thuisfront bellen.
Op het laatste moment gooi ik het stuur om en draai de parkeerplaats van het restaurant op. De rode auto rijdt door. We blijven de auto nog een tijdje in het vizier houden en wanneer niets erop lijkt dat de auto zal omkeren, rijden we verder de parkeerplaats op.
Allebei starten we onze telefoon opnieuw op.
Geen bereik.
Wat als…?
Iets rustiger geworden maken we een plan. Laten we nu doorrijden. Verderop hebben we vast bereik en kunnen we het thuisfront bellen. Zodra we bereik hebben zoeken we een cafeetje waar we even kunnen omkleden en alles goed inpakken. Dan rijden we rustig aan naar het vliegveld.
Op dat moment komt er een auto het parkeerterrein oprijden. Weer die paniek. We stappen in en scheuren het parkeerterrein af.
“Wat nou als juist iets IN de koffer is gedaan? Wat als dat het doel was? En blokkeren ze daarom ook het signaal van onze telefoon?”
We staren naar de weg en checken iedere minuut onze telefoon.
Geen bereik.
“Ok, klaar nu! We maken onszelf helemaal gek! Straks hebben we gewoon bereik. We zijn niets kwijt en we laten onze koffers gewoon vooraf checken door de douane.”
We zuchten diep en rijden zonder een woord te zeggen zo snel mogelijk naar de bewoonde wereld.
Als we eindelijk de snelweg opdraaien en het om ons heen krioelt van de mensen checken we onze telefoon weer.
Geen bereik.
Storing
We besluiten door te rijden naar de luchthaven. “Daar hebben we vast bereik”. Omkleden doen we daar wel. Nog niet eerder wilden we zo graag naar huis.
We leveren de auto in en al kijkend op onze telefoon lopen we richting de ingang van de luchthaven. Dan ineens hoor ik een Nederlandse man voor me bellen met het thuisfront. Zodra hij heeft opgehangen vragen we hem of hij bereik heeft. “Ja”, zegt hij lachend. “Jullie zitten vast bij KPN? Die hebben de hele dag al storing”. “Echt?!”, roepen we blij en ploffen neer op een bankje voor de deur. Zichtbaar verward van onze onvoorspelbare reactie loopt de man verder.
We kleden ons snel om in het toilet en lopen dan regelrecht naar het kantoor van de douane. Eindelijk voelen we ons veilig. Met trillende benen vertellen we ons verhaal. De lieve man stelt ons in gebrekkig Engels gerust en controleert onze koffers.
Alleen het zand herinnert me nog aan het strand
Via de wifi van de luchthaven hebben we nog even contact met het thuisfront voordat we het vliegtuig in stappen. We kunnen zelfs weer een beetje lachen om de hele situatie. “Wat waren we bang he?”
Als we in de lucht zitten en ik mijn benen in het gangpad leg zie ik het zand van het strand Cala d’Hort nog op mijn benen zitten. Ik veeg het weg en ga even terug in gedachte naar het strand. Wat was het een topweek! Met een gek eind, dat wel. We kijken elkaar en zeggen tegelijk: ‘We gaan weer terug he?!’ Absoluut, we gaan weer terug.
Leave a Reply