Twee weken geleden zijn we betrokken geweest bij een zwaar ongeluk. In het eerste deel vertelde ik over de eerste minuten na de klap. Verder met deel 2.
Ik hou van je mam, ik hou van je Stijn
Godzijdank is er een verpleegkundige ter plaatse die Stijn uit de auto heeft gehaald. Ze heeft hem op zijn zij neergelegd en instrueert dat we bij elkaar moeten komen. Isa heeft pijn en samen met de paniek kan ze daardoor alleen maar heel hard gillen en huilen. Ze heeft een behoorlijke buil op haar voorhoofd en er is duidelijk iets mis met haar hand. Er zit een enorme bult op en er naar kijken doet al zoveel pijn. Ze kijkt naar me en vraagt: “Mam, gaat het?”. “Shit, ik ben hun voorbeeld!”, besef ik me. Ik gooi mijn angst overboord, zak door mijn knieën en vertel ze dat het met mij goed gaat. “Ik hou van je mam, ik hou van je Stijn”, blijft Isa herhalen. De verpleegkundige vraagt: “Is er iemand al aan het bellen met 112?”. Ik schrik van haar vraag en als een kip zonder kop begin ik rond te lopen. Ik kijk mensen vragend aan en wil eigenlijk zo snel mogelijk mijn telefoon uit de auto halen om zelf te bellen. Gelukkig hoor ik snel dat ambulances onderweg zijn.
Hij is te rustig
Stijn ligt op zijn zij en toont geen enkele emotie. “Gaat het goed Stijn?”, vraag ik. Hij knikt enkel ja en kijkt daarna weer strak voor zich uit. Als de verpleegkundige vraagt waar hij pijn heeft wijst hij naar zijn buik. Ik draai me om naar de man die me heeft opgevangen en in paniek leg ik hem uit dat Stijn al zoveel heeft meegemaakt. Dat hij is geboren met een hartafwijking. Dat hij nu zo rustig is, is niet goed. Ik kan maar moeilijk mijn hoofd koel houden.
Ik moet foto’s maken
Ik kijk naar de auto en zie allemaal mensen om mijn auto heen staan. Misschien is het wel politie geweest. Dat weet ik niet. “Ik moet nadenken, alert blijven!”, spreek ik mezelf ernstig toe. Een man raapt stukken van mijn auto van de straat. “Ik moet foto’s maken! Ik moet de situatie vastleggen als bewijs.” Ik vraag de man die bij me is om foto’s te maken. Hij heeft waarschijnlijk gedacht dat ik ze voor de lol wilde hebben, maar allerlei scenario’s gaan door mijn hoofd. Hij was op dat moment mijn steun en toeverlaat en deed alles om me te kalmeren. De held!
Ik moet mijn moeder bellen. Hoe zelfstandig je dan ook bent, in zo’n situatie heb je gewoon je moeder nodig. Zodra ik haar stem hoor begin ik te huilen. Ik realiseer me ook gelijk dat ik haar enorm laat schrikken en het zo voorzichtig mogelijk moet brengen. “Ik sluit het telefoongesprek af met “Mam, kom je snel? Ik heb je nodig?”.
Ze komen!
Isa is bang. Ze gilt het uit. Jantineke, de verpleegster die ter plaatse was, probeert ook Isa te kalmeren terwijl ze Stijn voor haar heeft liggen. Isa is bang dat ze doodgaat en gilt dat haar aderen in haar nek kapot zijn. “Mam, ik voel het. Het voelt niet goed hoor!”. Tussen het gillen en huilen door blijft ze “ik hou van je!” roepen.
“Ze komen!”, roept iedereen. Ik zie een ambulance met een noodgang de kruising oprijden. Snel daarna volgen drie anderen.
Mijn hart breekt
Stijn wordt de ambulance ingetild en ook Isa wordt opgevangen door ambulancepersoneel. Even heb ik een helder moment en ren naar de ambulance van Stijn. Ik vertel het ambulancepersoneel over Stijn zijn hartafwijking, zijn stembandverlamming en zijn dikker been door de beschadiging van zijn ader. De ambulancebroeder vertelt dat hij een infuus moet aanleggen. Op dat moment schiet Stijn in paniek.
Mijn hart breekt. Met tranen die ik probeer te onderdrukken vertel ik hem te vertrouwen op de ambulancebroeder en dat het toch even moet. Ik word uit de ambulance gehaald. Ook ik moet nagekeken worden. Ik wil helemaal niet weg. Ik kan ze toch niet alleen laten?
Ik wil naar mijn kinderen!
Als ik met het ambulancepersoneel meeloop naar de ambulance die voor mij klaarstaat kijk ik nog even achterom. Daar zie ik twee ambulances staat met mijn kinderen. “Dit kan niet waar zijn! Waarom? Laat ze alsjeblieft niets ernstigs hebben!”. Ik zit verre van rustig. Er wordt een snelle controle gedaan en als ze constateren dat er geen zwaar letsel is spring ik op. Ik wil naar mijn kinderen! Toch moet ik blijven zitten om aan te geven waar ik pijn heb. Ik voel pijn op mijn borst, maar zeg dat het wel meevalt zodat ik sneller bij de kinderen kan zijn.
Ik mag weer naar de kinderen. Isa is nog behoorlijk overstuur en de verpleegster haalt alles uit de kast om haar gerust te stellen. Als ik me laat zien begint ze harder te huilen. Ik wrijf over haar been om haar gerust te stellen. Ze willen zo vertrekken, dus haast ik me nog even naar de ambulance van Stijn. Als ik buiten sta kijk ik nog even naar de weg vanaf Schagen. “Waar blijft mijn moeder nou?”.
Ik kan toch niet kiezen?
Ik kijk naar beide ambulances en paniek slaat toe. Bij wie moet ik nou in de ambulance? “Ik kan toch niet kiezen tussen beide kinderen? Dat kan toch niet?”
Huilend stap ik de ambulance van Stijn in om ook hem nog even een kus te geven. Als ik ga zitten voel ik de pijn op mijn borst en raak ik wat kortademig van de pijn. De ambulancebroeder bij Stijn ziet het en vraagt of ik pijn heb. Ik wijs naar mijn borstkas.
Intussen die ik mijn moeder door het raampje. Ze stapt bij Isa in en ik voel een opluchting door mijn lijf trekken.
Ik kan niet meer stoppen met huilen
De deur van de ambulance gaat open en ik word gevraagd mee te gaan. Ik moet toch in een eigen ambulance naar het ziekenhuis. “Maar, maar….”, stamel ik. Ze leggen snel uit dat het voor mijn eigen veiligheid is en dat we snel moeten vertrekken. Ik stap uit en geef Stijn nog een dikke kus. Als ik achter me kijk zie ik een traan over zijn wang biggelen. De deur gaat dicht en de ambulance vertrekt. Helemaal alleen….
Als ook ik in de ambulance lig moet ik het loslaten. De tranen biggelen over mijn wangen en ik kan niet meer stoppen met huilen. Intussen voel ik ook gigantische pijn opkomen op mijn borst.
Ik hoor de sirenes van de drie ambulances als we naar het ziekenhuis rijden. “Laat het alsjeblieft goed gaan met Isa en Stijn. Ze zijn alles wat ik heb!”.
Inge
Hoe heftig is dit.. Tranen biggelen over mijn wangen, hoe extreem moet het dan voor jullie geweest zijn.. Goed dat je van je afschrijft!